In de wachtkamer zitten vier mensen waarvan ik er één rond de zestien schat.‘Marcella Versteegh,’ roep ik de wachtkamer in en ik zie vier gezichten mijn kant uitkijken. Geen van hen staat op. Wel kijkt een vrouw van middelbare leeftijd afwisselend naar mij en naar de jongedame die naast haar zit. Als ik de naam weer een keer roep, staat ze op en gebaart de jongedame met haar mee te gaan. Lichtelijk geïrriteerd loopt ze achter haar aan. ‘Ik ben de moeder van Marc. Jacoba Versteegh.’ Ze geeft me een hand en stelt ietwat ongemakkelijk haar dochter voor die inmiddels ook voor me staat. ‘En dit mijn zoon. Marc Versteegh.’ Nog steeds zichtbaar geïrriteerd schudt Marc mijn hand. ‘Heeft u nog geen brief gehad?’ vraagt de moeder terwijl ze allebei tegenover me zitten.
‘Welke brief?’ vraag ik haar.
‘De brief van het ziekenhuis. Marc was namelijk vroeger Marcella. Ze…Hij is nu bezig met allerlei behandelingen.’
‘Nee, ik heb nog geen brief ontvangen over haar behandelingen.’
‘Zijn behandelingen,’ corrigeert ze me.
‘Maar Mar…Marc, waar kom je nu voor?’
‘Ik voetbal, maar de laatste tijd krijg ik pijn na een training of wedstrijd. Maar ook bij traplopen en fietsen.’
Ik constateer spier -en peesklachten na het lichamelijk onderzoek en verwijs Marc naar de fysiotherapeut. Ik geef hem een verwijsbrief, schudt ze allebei de hand en beloof de brieven van het ziekenhuis op te vragen.
Nadat ze de deur uit zijn, schrijf ik alles op wat zojuist besproken is. Net als ik zijn dossier wil sluiten, wordt er op de deur geklopt. Als ik deze open, zie ik mevrouw Versteegh staan.
‘Uw brief is niet goed,’ zegt de moeder van Marc en overhandigt mij de brief.
Ik lees de brief en zie wat ik verkeerd heb gedaan: Gaarne uw behandeling voor haar knie-klachten… Ik verontschuldig me en typ snel een nieuwe brief.
De volgende patiënt is een man van eenenzeventig. Hij heeft een scheurtje in zijn voorhuid. Ontstaan nadat hij drie keer achter elkaar seks heeft gehad met zijn echtgenote. Ik geef hem het advies het even rustig aan te doen totdat het weer genezen is.
‘U wordt ook een dagje ouder. Misschien moet u het wat minder vaak achter elkaar doen.’
Hij lacht. ‘Dat laatste is onmogelijk, dokter.’